De geschiedenis van de NVED begint in 1977 met de oprichting van haar voorloper de werkgroep Huid op initiatief van de Nijmeegse onderzoekers dr. F.W. Bauer, dr. P.D. Mier en dr. H. Roelfzema. De werkgroep Huid bestond voornamelijk uit wetenschappers afkomstig uit de basisvakken die wetenschappelijk onderzoek verrichten in laboratoria van academisch dermatologische afdelingen, of in laboratoria van bedrijven (Philips’ scheerapparatenfabriek en Gist-Brocades of instellingen (TNO, RIVM) met interesse voor de biologie van de huid. Jaarlijks werd een wetenschappelijke dag georganiseerd waar onderzoek aan elkaar werd gepresenteerd.
In het begin van de jaren ’90 bereikte de werkgroep Huid de status van werkgemeenschap bij het de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). De NWO-werkgemeenschap Huid organiseerde jaarlijks een retraite in revalidatiecentrum Dekkerswald in Groesbeek, waar een groeiend aantal onderzoekers aan deelnam (ongeveer 50), waaronder steeds meer jonge (arts-) onderzoekers. In die periode werden ook enkele NWO subsidies verworven voor dermatologische onderzoeksprojecten. In 1998 werden alle werkgemeenschappen door NWO weer opgeheven. De werkgemeenschap Huid viel formeel weer terug tot werkgroep Huid. De werkgroep Huid had geen formele bestuursstructuur, geen statuten en geen banden met de NVDV of met opleiders in de dermatologie.
Het bestuur van de werkgroep Huid (Jonkman, Prens, Boorsma) zette een nieuwe koers uit, gericht op het verbreden en bundelen van het netwerk van experimenteel huidonderzoek in Nederland . De retraites werden vanaf 1998 georganiseerd in het congrescentrum ‘de Blije Werelt’ in Lunteren dat beter geschikt is voor de steeds grotere aantallen deelnemers. Er was behoefte aan een solide verenigingsstructuur. In de ons omgevende landen bestaan al jaren verenigingen voor experimentele dermatologie, zoals de Arbeitsgemeinschaft Dermatologische Forschung, de British Society for Investigative Dermatology en de Société de Recherche Dermatologique. Dit zijn alle dochterverenigingen die een nauwe relatie onderhouden met de betreffende dermatologische moedervereniging.
De banden tussen de werkgroep Huid en de NVDV werden aangehaald door hun respectivelijke voorzitters Jonkman en Bruijnzeel-Koomen. Beiden hadden zitting in de commissie Wetenschappelijk Onderzoek van de NVDV. De taak van de commissie was het gevraagd en ongevraagd advies geven over wetenschappelijke aangelegenheden aan het bestuur van de NVDV. Met de oprichting van de NVED werd de commissie Wetenschappelijk Onderzoek opgeheven en haar taak werd overgedragen aan het bestuur van de NVED. Deze adviserende rol ligt statutair vast (artikel 4, lid 2). In het bestuur van de NVED heeft een afgevaardigde van de NVDV zitting. De structurele samenwerking met de NVDV stimuleert de interactie tussen basiswetenschappers en dermatologen. Dit verhoogt de betrokkenheid van dermatologen (in opleiding) bij het wetenschappelijk onderzoek en stimuleert het onderzoeksklimaat voor jonge onderzoekers en artsen in opleiding in de dermatologie (AIO’s, OIO’s, AGNIO’s, AGIO’s en AGIKO’s), niet op de laatste plaats door deelname van de student en opleider aan de NVED jaarvergaderingen in Lunteren. De netwerkfunctie van de NVED wordt verder versterkt doordat bestuursleden zijn afgevaardigd in het Algemeen Bestuur van het Nationaal Huidfonds voor wie zij tevens de commissie Wetenschap bemannen, die ondermeer adviseert over subsidieaanvragen.